Geslacht Van Voorst tot Voorst

 
  1. DE STAMVADER HERMAN VAN VOORST

De stamvader Herman van Voorst is mijns inziens (Arthur E.M. baron van Voorst tot Voorst) een zoon van Herman van Voorst, die in 1227 sneuvelde in de slag bij Ane (in Overijssel bij Gramsbergen) aan de zijde van de bisschop van Utrecht Otto van der Lippe tegen Rudolph van Coevorden (Nagge I, blz. 78), dit in tegenstelling tot de opstelling van baron van Heeckeren, afgedrukt in de Heraldieke Bibliotheek van 1887.
Deze waarschijnlijke vader Herman senior was in 1220 in conflict gekomen met gemelde bisschop Otto van der Lippe, die hem in 1223 (Van Rhemen beweert 1221) een nederlaag toebracht, waarbij het huis of de Steen van Voorst werd verwoest (Nagge I, blz. 67). Nadien werd hij een getrouw volgeling van de bisschop.

Er is ook een andere visie op de voorvaderen van deze Stamvader waarbij de hierboven genoemde Herman van Voorst niet de vader maar de grootvader is.


Terugkomende op de stamvader Herman van Voorst vermelden wij hieronder enige gegevens over hem in de jaren 1252 tot 1288. Veel is er echter over hem niet bekend; evenmin weten wij de naam zijner vrouw.
In een oorkonde in het archief van het klooster Mariënhorst ter Hunnepe van 2 februari 1266 wordt hij “ridder” genoemd.

In 1258 is hij (o.a.) met Henric van Almeloe borg voor de Utrechtse bisschop inzake diens verdrag met de graaf van Gelre (Sloet no. 807). Hij zegelde 12 juni 1259 een akte van de bisschop Henrick betreffende het kasteel Stoutenburg (Reg. Bisschop van Utrecht no. 155).

Van 1252 tot 1260 komt hij nog vele malen als getuige van de bisschop van Utrecht voor. De laatste maal, dat hij in een akte voorkomt, is 15 november 1288, waarin hij medezegelt voor Dirck, graaf van Limburg (van Limburg Stirum, Dl. II, 1, no. 177).

Van hem zijn de volgende kinderen bekend:

1. Sweder van Voorst

2. Herman van Voorst (Mogelijk een halfbroer van 1. Sweder).

3. Roderic van Voorst
Hij komt op 27 maart 1320 voor in: Akte van opdracht door Roderik en Herman van Voorst aan bisschop Frederik van Sierck van het huis Rechteren om het in leen terug te ontvangen als open huis van het Sticht. (Dit was nadat Roderik en Herman het kasteel hadden opgedragen aan de bisschop. Tevens kregen zij vergunning het huis te verbouwen en te versterken. Roderik en Herman hadden ook de mogelijkheid om van hun huis een echt kasteel te maken en zodoende een middelpunt te scheppen voor hun eigen bezit, van waaruit zij hun positie konden consolideren en uitbreiden.)
Bron: Rijksarchief in de Provincie Utrecht, Bisschoppelijk Archief

Hij komt voor in een akte van Lutgard van Keppel vrouw van Herman van Voorst: "10 oktober 1329. Lutgard van Keppel, weduwe van Herman van Voerst, oorkondt dat haar zoons Sweder en Roderic gescheiden hebben de goederen van wijlen hun vader en moeder, alsmede van hun tante Heylwigh van Voerst. Mede zegelen: haar zwager Roderic van Voerst, haar broeder Dideric van Keppel en haar neef Evert van Ulft (Reg. huis Almelo no. 18)"

4. Heylwigh
Zij bleef ongehuwd en leefde nog 10 oktober 1329 (Reg. Huis Almelo no. 18), zie hierboven. In deze akte wordt zij genoemd de tante van Zweder en Roderic van Voerst, zonen van Herman van Voerst en Lutgard van Keppel.