|
2 - 1. SWEDER VAN VOORST
Zoon van Herman van Voorst.
Vermeld van 1272 tot 1297.
In 1272 was Sweder mede-ondertekenaar van de stadsbrief door de Utrechtse bisschop Johan van Nassau gegeven aan Genemuiden, waarbij o.a. medezegelden:
Hendrick (?), Roderick en Andries/Andreas(?) van Voorst.
In de slag bij Woeringen op 5 juni 1288 streed Sweder van Voorst mede onder de banier van Valkenburg en onderscheidde zich toen door zijn grote dapperheid (Sloet no. 1150).
Jan van Heelu noemt in zijn in de tweede helft van de 13e eeuw geschreven kroniek van de slag bij Woeringen in vers vers 6918 de heer “van Vorst” onder de beste ridders van Gelderland.
In het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht komt hij vele malen als getuige van de bisschop voor.
Hij was in 1278 mede-ondertekenaar van het vredesverdrag tussen Everhard von der Marck en Hermann von Lohn (Urk. Bist. Münster, Wilmans, no. 1047); in 1292 wordt hij vermeld als schout/drost van Salland en tollenaar te Kampen (Reg. van Charters en Besch. Oud-archief Kampen) en in 1296 als schultus en drost van Twente (E. Geerdink: Geschiedenis Archidiaconaat, enz. Twenthe, blz. 159).
Tegen het einde van 1295 geraakten de gebroeders Sweder en Herman van Voorst in conflict met de drie Overijsselse steden, Deventer, Zwolle en Kampen, en enige naburige heren.
Het slot Voorst werd belegerd, doch op verzoek van de gebroeders van Voorst door de graaf van Gelre ontzet.
Uit dankbaarheid beloofden Sweder en Herman graaf Reinout van Gelre steeds tegen een ieder te zullen bijstaan, behalve tegen de bisschop van Utrecht (7 november 1295, Nijhoff, I nr. 48).
Volledige tekst...
Op dinsdag na Pinksteren 1297 stichtte Willem, bisschop van Utrecht, vrede tussen de gebroeders Sweder en Herman van Voorst met hun vrienden, en de heren van Almelo, Ruitenberg, IJsselmuiden, Groeningen, Cuinre, Buchorst, van Ruynen en de burgers van de drie steden. Herman en Sweder werden gecondemneerd; zij mogen o.a. geen schulten in Salland meer zijn (van Mierlo, Aant.; Stedelijk archief Zwolle).
Volgens Van Spaen was hij gehuwd met Agneta von Lohn (zie ook Gelre XIX, blz. 56 e.v.), uit welk huwelijk de volgende kinderen bekend zijn:
1. Roderick van Voorst
2. Heylwich
Zij is waarschijnlijk ongehuwd gebleven. In 1353 doet de bisschop van Münster uitspraak inzake haar rechten op de heerlijkheden Bredevoort en Lohn, welke rechten later overgingen op haar neef Sweder, zoon van haar broeder Roderick voornoemd (Niesert II, 391).
|