Geslacht Van Voorst tot Voorst

 
  5 - 1. RODERICK VAN VOORST EN KEPPEL

Zoon van Sweder van Voorst en Heylwich.
Hij sterft vóór 2 februari 1375.

In 1363 treedt hij met zijn broeder Wolter als getuige voor de bisschop van Utrecht op in een akte, waarin aan de stad Zwolle zekere privilegiën worden gegeven (Nagge I, 288); 22 december 1364 verklaart hij als leenheer van het hierna beschreven goed ten verzoeke van Paedze van Heyenoerde 3˝ morgen van een slag bij het huis van Goessen op den Campe, gespleten uit het goed te Blomendale, tot een edel eigen goed gemaakt te hebben (Charters Klooster Bethlehem fol. III).

In hetzelfde jaar wordt hij vermeld met zijn broeder Wolter als oom van de minderjarige Jan, heer van Cuyck.

Op verzoek van zijn moeder Heylwich schenkt hij 18 oktober 1364 drie slagen land in Elderick aan de kerk van Keppel (Huisarchief Keppel no. 53); 10 oktober 1365 schenkt hij aan de kerk van Keppel een rente van 111 brab. mark uit het goed Sweervelde, waarvan zijn moeder Heylwich het vruchtgebruik heeft. Zijn broeders Wolter en Johan zegelen deze akte mede (te aangehaalder plaatse no. 59).

Op 23 februari 1363 verklaart Roderic, here van Voorst, dat hij voor zich, zijne moeder Heylwighen, zijne broeders en zusters, rechte erfgenamen “heren Sweders van Voerst ende Keppel, mijn lieven vader den Got genadich sij” Eduard van Gelre waarborgt voor alle aanmaning tot vergoeding van schade en verlies, door hem sedert de dood van hertog Reynald II geleden (Nijhoff. Gedenkw. II, 179).

18 oktober 1364 Roderic, heer van Voerst en Keppel, oorkondt, dat Dideric Monseman hem 3 slagen land opdraagt, gelegen in Eeldrick, waarvan een de Elstennoert heet, welke Roderic op verzoek van zijn moeder, vrouwe Heylewygh, vrouwe van Voerst en Keppel, aan de kerk van Keppel geeft.

10 oktober 1365 Roderic, heer van Voerts en Keppel, oorkondt, dat hij een rente van 111 brabantsche mark 's jaars, gaande uit het goed Sweervelde, door zijn overgrootmoeder, vrouwe Jutte, vrouwe van Keppel geschonken aan de kerk en het altaar te Keppel, vrijmaakt van dit goed, waarvan zijn moeder vrouwe Heylewighe, vrouwe van Voerst en van Keppel, het vruchtgebruik heeft, en vestigt op enige andere goederen waaronder de Kokenerhof te Keppel.

Volgens de onbekende auteur van het “Versuch eines Geschlechtsregisters der Familiën der jetzigen Grafen von Rechteren Limpurg, enz.” van 1813 was Roderick gehuwd met Hendrina van Virnenborg. een zuster van de Utrechtse bisschop Jan, na de verzoening in 1363. Een bevestiging hiervan heb ik niet kunnen vinden.

Hij stierf in ieder geval zonder (bekende) nakomelingen.