|
6 - 1. SWEDER VAN VOORST EN KEPPEL
Zoon van Wolter van Voorst en Keppel en Cunegonda van Meurs.
Hij sterft in 1401.
De 11e augustus 1393 werden te Ahuys (achter Enschede) de huwelijksvoorwaarden opgemaakt tussen Zweder van Voorst en Johanna van Ahaus, dochter van Ludolph van Ahaus en Johanna van Langen (Niesert II, 400).
In 1394 stichtte hij een nieuwe kerk vóór zijn slot in Keppel (Nijhoff, Bijdr. IX, II, 70).
De 11e december 1395 maakt graaf Adolf van Kleve aan de burgers, ingezetenen en onderdanen van de stad en het ambt Vreden bekend, dat hij Sweder van Vorst en Keppel heeft aangesteld tot ambtman in Vreden (Ilgen: Gesch. Rhein. Terr., II-1, blz. 242, no. 224).
Op de lijst van drosten van Salland wordt Zweder van Voorst en Keppel genoemd in 1398.
Crastino St. Mart. Episc. 1400. Sweder, heer van Voorst en Keppel en van den Ahus, doet afstand van enig recht of aanspraak in het Stift van Münster inzake de heerlijkheid Lohn ten behoeve van Otto, bisschop van Münster (Kindlinger. IV, 55, Staatsarchief Münster).
De 15e november 1400 verpandt Sweder van Voorst de heerlijkheid Ahaus aan de bisschop Otto van Hoya van Münster voor 12.000 gulden (Kindlinger XV, 33).
Hij moet kort daarna zijn overleden, want 13 november 1401 nemen Hendrick van Haersolte en anderen hun wastekens tegen de erfgenamen van de heer van Voerst (van Doorninck, T.R.O. II, 98).
Zijn vrouw Johanna hertrouwde kort hierna met Godert van Roir (Rohre, Ruhr); deze wordt als zodanig vermeld 21 januari 1406 in de akte van verkoop van Ahaus aan de bisschop van Münster (Niesert II, 412).
Daar Sweders zuster, Johanna van Voorst, hem als vrouwe van Voorst opvolgt, zal hij zonder nakomelingen zijn gestorven.
|