|
6 - 2. JOHANNA VAN VOORST (Vrouwe van Voorst en Keppel)
Dochter van Wolter van Voorst en Keppel en Cunegonda van Meurs.
Zij was gehuwd met Otto van Polanen, heer van Asperen, zoon van Dirck van Polanen geheten van der Lecke en Elburch van Arkel. Als Otto van Asperen, heer van Voorst, komt hij voor het eerst voor 21 juli 1401, op welke datum hij dus al gehuwd was (van Doorninck, T. Rek. Overijssel Deel. II, 92).
De 17e april 1404 geven Otto van Asperen, ridder, heer van Voorst en Keppel, en Johanna, vrouwe van Voorst, Asperen en Keppel, stadsrechten aan Keppel (Nijhoff: Bijdr. IX, II, 88).
Heer Otto van Asperen, ridder, en Johanna, vrouwe van Voorst, verkopen 13 december 1406 aan Dyrick den Olden acht morgen land in Mastenbroek (Charters Kl. Bethl. bij Zwolle, no. 35).
Beide echtgenoten verpachten 13 mei 1409 het meierrecht van een hofstede te Voerst aan Goedert van Franchuys en diens broeder Jacob (Archief Almelo no. 138).
In 1416 dragen Otto en Johanna aan hun zoon Johan van Polanen de heerlijkheden Voorst en Keppel op onder beding deze ongesplitst te laten. Deze Johan komt 3 juli 1426 voor als Johan, zoon tot Asperen, heer van Voerst en Keppel (Archief Almelo no. 200) en wordt 25 juni 1430 heer van Asperen genoemd. Zijn vader Otto is dan blijkbaar overleden.
In 1419 sluit heer Otto de landvrede mede tussen hertog Jan van Beijeren en Reynald, hertog van Gelre en Gulik, en de steden Utrecht en Amersfoort, insgelijks doet zijn zoon Johan.
In feite is Johanna de laatste telg van het oude geslacht van Voorst.
Uit hun huwelijk werden geboren:
1. Johan van Polanen, heer van Asperen, Voorst en Keppel
Voornoemd; in 1426 ambtman van Salland.
Hij sterft tussen 25 juli 1431 en 23 april 1432. In de strijd om de bisschoppelijke waardigheid in het Sticht van Utrecht koos hij de zijde van Rudolf van Diepholt en hij bezegelde mede de ontzegbrief aan Sweder van Culemborg dd. 28 juni 1426 (van Doorninck T. Rek. Overijssel Archief 247).
In hetzelfde jaar sluit hij een overeenkomst met Geert van Tybencamp betreffende de verovering van het ambt Salland door deze laatste met de hulp en op kosten van Johan (Nijhoff, Bijdr. I, D, 148).
Op 25 juni 1430 verbond hij zich tot de dienst van de hertog van Gelre (Nijhoff, Gedenkw. IV, 68).
Hij was gehuwd met Catharina van Gemen Johansdr., die in de volgende akten voorkomt:
31 mei 1432 (Charters Kl. Bethl.) Henryck, heer van Wyssche, drost van ‘t land van Zutphen, oorkondt, dat Katharina van Ghemen, weduwe van Johan van Asperen, heer van Voorst en Keppel, aan Walraven van Moerss, heer to Baer, het losrecht geeft van het goed Wantenoerden in het kerspel van Rheden. Met zegel van Catharina van Gemen.
1440-1449 (Archief Heerlijkheid Wisch, inv. no. 67, R.A. Arnhem). Protokol van de lenen van Catharina van Voerst en Gemen, weduwe van jonker Jan, heer van Voerst, Asperen en Keppel. Hierin wordt als leenhof vermeld haar woning te Doesburg.
Catharina van Gemen overleed in 1493 en werd begraven op Mariëndael bij Arnhem (Gelre XLIII, 327/8).
2. Elburch (ook Alferade genoemd) vrouwe van Half Asperen
Zij was geboren rond 1390 en overleden voor 1430.
Zij was gehuwd met Jan, heer van Langerack, ridder, zoon van Gijsbert, heer van Langerack en Bertha (of Margaretha) van Blois, drost van het Land van Altena, kastelein van Loevesteyn, later van Woudrichem. Zij sterft vóór 26 december 1430, waarna Jan van Langerack met Agnes van Ahaus hertrouwde.
3. Cunegonda, vrouwe van Voorst en Keppel
Volgens sommige genealogieën was er nog een derde dochter, genaamd Belia Ottense van Polanen, die gehuwd (1444) zou zijn geweest met Arent Pieck. Daar deze in het bezit is gekomen van Half Asperen leidde men daaruit een huwelijk met deze dochter van Otto en Johanna af. Het bestaan van deze dochter is echter nooit bewezen (Sloet pag 246 + Geslacht Pieck, zie ook Johanna van Hekeren).
Tot slot volgen nog enkele gegevens:
Leenregister bisschop Frederick van Blanckenheym:
Vrouwe Johanna, vrouwe van Voorst en Asperen en Keppel, beleend met alzulk goed als heer Sweder, heer van Voerst en Keppel. van de bisschop te leen hield, 1402 mei 12; hulder is Otto van Asperen, heer to Voerst en Keppel.
“Item op die selve tyt hebben gecoren to mombers heer Otto van Aspern, vrouwe Johanna ende Elysabeth van Vorst: Bernt de Roeden, Herman van Witman, Henric van Rhaderloe, e.a”.
Daar Johanna van Voerst met haar man Otto de laatste houders van het Hollandse leen Urk van hun geslacht zijn geweest, lijkt het mij nuttig deze leenopvolging hier te laten volgen:
Van Mieris, Charterboek, enz. Dl. II, blz. 520: 24 juli 1331. Wij Willem Grave van Holland enz. maken cond enz., dat wi heren Janne van Kuynre, ridder, verlien alzulc goed alse Heynric van Kuynre, sijn neve, van ons te lien hild, dats te wetene (o.a.):
al dat gherecht van Kuynre; item dat gherecht van Emlairden half; voert dat overste recht tote Orc; item al ‘t gherechte van Orc, drie weken voir Zente Michielsdage ende drie weken dair na.
(N.B. Na zijn dood zullen deze lenen komen op zijn zoons Harmen en Jan van Kuynre).
ibidem Dl. III, blz. 170:
26 oktober 1364. Roederic van Voerst ontfanc van minen here hertoghe Aelbrecht alsulc leen als syn vader plach te houden van de Graeflicheid, dat is Orc, Emelwaerde ende den hof te Tollebecke. Wilc lien him myn Heer verlyede, behouden minen Here ende elcken man zyns recht, enz.
Hollandse Lenen, Alg. Rijksarchief den Haag:
8 februari 1408. Willem IV, graaf van Henegouwen, Holland, enz. doet uitspraak in een geschil tussen Otto van Asperen, heer van Voorst en Keppel, ter eenre en heer Dirk van Zwieten ter andere zijde wegens het leenbezit van een gedeelte van het eiland Urk aan de Z. zijde van de kerk, geheten “die Delff, ende half Emelwairde”, waarbij dit, als zijnde altijd een hollands leen geweest opnieuw aan Otto's vrouw Johanna. vrouwe van Voorst en Keppel, wordt toegewezen.
Van Mieris, Charterhoek, Dl. IV, blz. 210:
Gorinchem 31 juli 1412. Willem, enz., doen cond alle luden, dat voir ons en voir onse manne hierna bescreven gecomen is onse geminde die vrouwe van Voerst, van Keppel ende van Asperen. mit onsen geminden heren Otto, here van Asperen, van Voerst ende van Keppel, hoeren wittachtigen man ende voecht ende heeft ons opgedragen ende quyt gescouden tot behoef Hermans van Kuynre alle rechts ende toeseggens, dat si hadde aen die heerlicheden ende goederen van Orck aen die Zuytzide van der kercke, dat geheten is die Delf, ende half Emmelwairde mit allen hoeren toebehoeren, so si dat van ons te lien te houden plach, ende verteegh dairup als onse manne wijsden dat recht was, enz.
|