Geslacht Van Voorst tot Voorst

 
  12-1. HARMEN BEREND VAN VOORST, heer van Schadewijk

Zoon van Otto van Voorst, heer van Schadewijk en Elrica van Moerbeke; beleend met Schadewijk 24 juni 1636.
Hij stierf geruime tijd vóór 1688.

In 1666 voerde hij onderhandelingen met de gevolmachtigde van de gravin van den Bergh over een geschil betreffende de jachtrechten van Schadewijk.

Hij was gehuwd met zijn achternicht Anna Maria van Voorst, dochter van Sweder (“Don Assuero”) van Voorst en Anna van der Horst (zie de tak Van Voorst tot Enghuizen); zij overleed na 3 april 1691.
Uit hun huwelijk werden geboren:

1. Bernardina Maria.
Stiftsfreule te Bocholt en aldaar overleden.

2. Otto van Voorst, heer van Schadewijk.

3. Sweder van Voorst.

4. Erich Frederick van Voorst.
Heer van Kerckhoven (te Didam), cadet in dienst van de koning van Spanje. Bij het proces over het leengoed Schadewijk trad hij als voogd over zijn onnozele neef Otto Willem van Voorst op.
Hij trouwde te Didam 13 december 1698 met Maria Elisabeth (Magdalena) van Oldenneel tot Heerenbrink, dochter van Franciscus Ignatius van Oldenneel, heer van den Heerenbrinck, en Elisabeth van Hövell.
Hij is 7 augustus 1736 begraven te Didam; zij overleed 22 augustus 1727. Zij bleven kinderloos.

Leenregister Huis Bergh blz. 25: “het adelicke goet Kerckhoven” te Didam:
Erich Frederick van Voorst en zijn vrouw Maria Agnes van Oldenneel na opdracht door Johan Willem Quadt en diens vrouw Elisabeth Brigitta van Lindefelts, 1718 oktober 31; Henrick Arnt van Oldenneel na dode van zijn oom Erich Frederick van Voorst, 1737 december 23.