|
17 - 2. FREDERIK ASWEER JACOB MARGARETA baron VAN VOORST TOT VOORST
Zoon van Josephus Joannes Franciscus Antonius Mathias baron van Voorst tot Voorst en Schadewijk en Maria Anna Joanna Josepha van Scheuren.
Geboren te Zevenaar 31 augustus 1803 en gedoopt aldaar 1 september daaraanvolgend, overleden te Arnhem ten huize van zijn schoonzoon Th. baron van Dorth tot Medler 28 juni 1885; hij werd 1 juli daaraanvolgend te ‘s-Heerenberg begraven.
1 September 1820 geadmitteerd als kadet op de Artillerie en Genieschool te Delft werd hij 1 juli 1823 benoemd tot adelborst der 1e klasse.
Per 1 januari 1827 buitengewoon luitenant ter zee 2e klasse en per 1 april 1830 luitenant ter zee 2e klasse.
Met ingang van 1 januari 1835 op non-actief “wegens particuliere zaken” en op verzoek met eervol ontslag 31 maart 1837.
Plaatsingen: het wachtschip Zr.Ms. Zeeland (1823); het admiraalsschip Zr.Ms. Holland (1824/Middellandse Zee); de brik Zr.Ms. Koerier (1828/West-Indië); de instructiekorvet Zr.Ms. Pallas (1830/West-Indië) en de bombardeerkorvet Zr.Ms. Proserpina.
Laatstgenoemd schip bevond zich op de Schelde.
Een interessante episode uit zijn tijd dient aan de vergetelheid te worden ontrukt.
Bij Curaçao was namelijk het Franse oorlogsschip “L’Amazone” onder bevel van de graaf de Rossi gestrand.
Het was grotendeels aan Van Voorst en een Belgische adelborst te danken, dat deze oorlogsbodem weer vlot geraakte.
Hij ontving hiervoor een zeer vleiende dankbetuiging van de Minister van Marine op last van koning Karel X van Frankrijk.
Dezelfde minister schreef aan de afgevaardigde graaf Roger du Nord, dat hij nog slechts het rapport van de graaf de Bourmont over de inneming van Algiers afwachtte,
teneinde bij de Koning de benoeming tot Ridder van het Legioen van Eer van Baron van Voorst tegelijk met die van hen, voorgedragen door de graaf de Bourmont, voor te dragen.
Enige weken later (1830) echter had de Koning het land verlaten en waren de niet gevluchte ministers gevangengezet.
De slechte politieke verhouding tussen Nederland en Frankrijk in 1830 en de jaren daarna was oorzaak, dat de later aangewende pogingen om de belofte van de minister ingelost te krijgen vruchteloos bleven.
Dit was temeer grievend omdat de Belgische adelborst voor diens assistentie wel het Legioen van Eer had gekregen.
Op de Schelde bewees hij belangrijke diensten bij de inneming van het fort St. Marie voor Antwerpen in 1831, een jaar later bij Den Doel tegen de Fransen alsmede tijdens het beleg van de citadel van Antwerpen (dec 1832).
Zijn naam werd bij vergissing bij het toekennen van onderscheidingen vergeten; de fout werd later niet hersteld.
Deze tweede teleurstelling trok hij zich zo zeer aan, dat hij ontslag verzocht uit de militaire dienst.
Hij vestigde zich toen in Doesburg en later te Didam op huize Loil bij zijn broer Louis Herman Joseph.
Frederik baron van Voorst tot Voorst was een man van vast geloof, een overtuigd christen in woord en daad. Na zijn overlijden werd van hem getuigd, dat hij de adel van zijn geboorte had verhoogd en omstraald met de glans der deugd en van een christelijke levenswandel.
In zijn jeugd was hij het toonbeeld van een jongeman, die in de krijgsmansstand de standaard des kruises getrouw bleef.
Door het regelen op een enigszins militaire leest van het armwezen slaagde hij er tenslotte in om de bedelarij en landloperij te Didam te stuiten, de moraliteit dezer mensen te verbeteren en de houtdieverij te verminderen.
Op 19 augustus 1840 huwde hij te Zevenaar met Theresia Christina Huberta de Nerée van Babberich, geboren te Arnhem 14 oktober 1813, dochter van Frans Joseph Aloysius de Nerée, heer van Babberich, Camphuyzen en Hees, en Catharina Elisabeth Adolphine Tellegen.
Zij overleed te Didam 7 januari 1850.
Uit dit huwelijk werden geboren:
1. Everhard Anton Joseph Salesius Adolph Marie baron van Voorst tot Voorst.
Geboren te Doesburg 15 mei 1841, overleden aldaar 24 september 1841 en aldaar begraven.
2. Eveline Francoise Antoinette Marie Aloijse.
Geboren te Doesburg 13 september 1842, overleden te Vorden, huize Medler 13 augustus 1929 en begraven 17 augustus daaraanvolgend in bet familiegraf aldaar.
Zij huwde te Didam 21 juni 1865 met Theodorus Zeno Johannes Petrus baron van Dorth tot Medler, geboren te Hengelo (Gelderland), huize Meenink, 29 juni 1838; overleden te Deventer 24 maart 1926, zoon van Zeno Theodorus Johannes Hermanus baron van Dorth tot Medler en Elisabeth Maria Cornelia Wilhelmina barones Hacfort tot ter Horst. Uit dit huwelijk werden drie zoons en een dochter geboren.
3. Heylwich Maria.
Geboren te Didam 15 december 1845, ongehuwd overleden te Zutphen 11 april 1919 en begraven 15 april 1919 in het familiegraf te ‘s-Heerenberg.
|