|
VAN RECHTEREN GENAAMD VAN VOORST, VAN VOORST TOT DOORWERTH
I. JOHAN (VAN HEKEREN genaamd) VAN RECHTEREN, genaamd VAN VOORST.
Derde zoon van Frederick van Hekeren, heer van Rechteren, Hekeren en Rhaen, en Cunegonda van Polanen, vrouwe van Voorst en Keppel.
Volgens van Hattem (Gesch. v. Zwolle II, 6) waren Seyger en Johan van Voorst onder degenen, die aan de bisscbop David van Bourgondië en de drie steden van het Oversticht de oorlog verklaarden; zij verzoenden zich 6 juli 1466. De 15e november 1477 gaf deze bisschop aan Seyger c.s. een zoenbrief (t.a.p. 398), doch de vrede was niet van lange duur. Wegens het berokkenen van schade aan reizende kooplieden kwamen de gebroeders wederom in conflict met de bisschop, met wie 12 maart 1480 een bestand werd gesloten.
In 1482 werd Johan tijdens de belegering van IJsselstein gevangen genomen; bij stierf te Nijmegen 13 april 1485 en werd aldaar in de Broederenkerk begraven.
Hij voerde tot wapen: gevierendeeld van Hekeren en van Voorst.
Met zijn twee broeders, Zeger van Voorst en Otto van Rechteren (blz. 81) maakte hij 9 september 1474 een akkoord over de erfenis van wijlen hun oom Zeger van Rechteren (blz. 16, 5).
Hij huwde met Margaretha van Homoet, vrouwe van Doorwerth en Doornenburg (/tot Nederhemert, Dorenburg en Dorenwaard), dochter van Reynald/Reinier van Homoet, heer van Doorwerth en Sophia van (den) Bylandt, vrouwe van Doornenburg. Dit huis was bij magescheid van 1453 aan haar moeder toebedeeld. Zie blz. S. 28.
Door de echtelieden Roedolf dy Ruytter werd aan Margriet van Homoet, weduwe van Voerst, vrouwe van Dorenweert, in de Angelsche straat, 8 maart 1512 vergunning gegeven tegen en op hun goed een houten brug over de strank te bouwen (Arch. Huis ter Horst, Overbetuwe 10).
Op 5 november 1513 vond het magescheid plaats tussen Margriet van Homoet, weduwe van Joban van Voerst, vrouwe van Doorwerth, en Frederick, Reynald en Johan van Voerst, gebroeders, waarbij aan Reynald de Doornenburg werd toegedeeld (Arch. Doornenburg no. 5).
Zij overleed te Arnhem in 1519 en werd eveneens in Nijmegen begraven.
Uit hun huwelijk werden geboren:
1. Frederik van Rechteren genaamd van Voorst, heer van Doorwerth; volgt II.
2. Reyner van Voorst, heer van Doornenburg (Tak Tot Doornenburg).
3. Margaretha.
Zij was gehuwd met Johan van Boynenburg genaamd Honstein, graaf van Ubbergen, zoon van Hendrik en Hildegonda van Ooy, vrouwe van Ubbergen. Hij overleed in 1549 na zijn vrouw in 1538 te hebben getuchtigd.
4. Johan van Voorst (Tak Tot Eschede).
5. Elisabeth.
Gehuwd vermeld in 1501 met Herman van Boedbergen, zoon van Johan van Boedbergen, erfmaarschalk van Gelre, en Wernera van Santwijck (zie blz. S. 25).
Tenslotte zij nog vermeld, dat Johan van Voerst twee bastaarden had verwekt, die voorkomen in een akte van 21 december 1518 (Huis Keppel no. 438), waarin Frederick van Voirst bastaard verklaart ontvangen te hebben voor hem en wijlen zijn broeder Johan van Voirst, die alde, bastaard, een som van 40 goudgld. van Frederick, heer tot Voirst en Keppel, zijn natuurlijke broeder.
II. FREDERIK VAN RECHTEREN genaamd VAN VOORST, heer van Doorwerth.
Zoon van Johan van Rechteren en Margaretha van Homoet, vrouwe van Doorwerth en Doornenburg. In 1500 treedt hij op als momber van zijn moeder. Hij komt in 1520 als bannerheer voor op de Riddercedul van Veluwe en is in of vóór 1535 overleden. Zie ook blz. S. 18.
Hij werd in 1522 beleend met Doowerth.
Hij was gehuwd met Walravia van Haeften, dochter van Derk van Haeften, heer van Ophemert, Gameren en Sennewijnen, en Agnes van Broeckhuysen tot Calbeeck.
Hun kinderen waren:
1. Johan van Voorst, heer van Doorwerth, ridder.
Hij werd beleend met Doorwerth in 1535. Hij wordt vermeld op de Riddercedul van Veluwe en overleed in 1548.
22 maart 1544 huwde hij met Maria van Wittenhorst, dochter van Johan van Wittenhorst, heer van de Horst en Sonsfeld, en Josina (ook: Jodoca genoemd) van Wees. Zij hertrouwde na het overlijden van Johan met Frederick Torck, heer van Hemert, Sinderen en Delwijnen en overleed in juli 1604.
Johan van Voorst had slechts 2 dochters t.w.:
a. Walravina, die gehuwd was met Daem Schellaert van Obbendorp, heer van Schin en Geysteren, zoon van Frederik van Obbendorp en Maria van Pallandt.
b. Johanna, gehuwd met Reyner van Stepraedt, heer van Ewijk en Doddendael, grave van Doornick. Zij hertrouwde na diens dood met Assuerus de Jager en overleed eind 1619.
In het archief Doornenburg komt onder no. 206 dd. 10 november 1619 het magescheid voor tussen de erfgenamen van Johanna van Stepraedt, geboren van Voorst, vrouwe van den Doddendael en dochter van den Doorwerth, w.o. Johan van Voorst en Agnes van Stepraedt.
2. Frederick van Voorst.
Vermeld op de Riddercedul van Veluwe; richter en waldgraaf te Nijmegen (1575). Hij trouwde in 1559 met Anna Aleyd Mechteld Sasbout, dochter van Joost Arnoud Sasbout, heer van Spaland, kanselier van Gelderland, en Maria van Heermale. Ook hij verwekte twee dochters:
a. Maria, die 17 november 1601 huwde op Duivenvoorde met Johan van Duivenvoorde, heer van Voorschoten, Veur en Starrenburg, geboren 1577, hoogheemraad van Rijnland, lid van de Staten van Holland 1617-1645, groot-zegelbewaarder van Holland en West-Friesland, luitenant-houtvester van (idem), curator der Leidse Hogeschool, in 1610 gezant naar Engeland. Hij overleed 27 april 1645.
Zij stierf in 1610, waarna haar man in 1612 hertrouwde met Clara de Hinojosa.
b. De naam van de tweede dochter is niet bekend. Zij zou gehuwd geweest zijn met Jacob van Scherpenzeel, heer van Peursum. Maar volgens het Geld. leenregister was hij in 1621 gehuwd met Aetiana Maria van Schagen. In 1632 was hij dood zonder kinderen nagelaten te hebben.
3. Margaretha.
Gehuwd met Johan van Wees, zoon van Jacob van Wees en Sandrina van Doyenweert. Na zijn dood hertrouwde zij in 1566 met Joost van Rossem, heer van Zoelen, zoon van Carel van Rossem en Anna Huberta Torck, zie blz. S. 27. Tenslotte trouwde zij voor de derde maal in 1570 met Reynier van Gelre, zoon van Derck van Gelre, heer to Arcen, en Frederica van Rechteren (zie blz. 87). Zij overleed na 1609, daar zij in dat jaar nog voorkomt in de volgende akte van het huis Keppel (no. 164 arch. Keppel):
Accoord tussen Dirck Vijgh en Nicolaas van Gent als mannen resp. van Heylwich en Margaretha van Rossem, en Margaretha van Voorst, weduwe van Reyner van Gelder tot Arcen, eerder weduwe van Joost van Rossem, heer van Soelen, over haar lijftocht.
4. Maria.
Die in 1550 gehuwd was met Maerten van Rossem, heer van Rijnauwen, zoon van Willem van Rossem, heer van Zoelen en Dalem, en Anna van Harff, vrouwe van Rijnauwen. Hij overleed in 1554, waarna Maria in 1556 hertrouwde met Joost Torck, heer van Delwijnen. De uit het eerste huwelijk geboren dochter Martina van Rossem hertrouwde in 1589 als weduwe van Godert van Harff met Daem Schellaert van Obbendorp, heer van Schin, Gurtzenich en Geysteren, weduwnaar van Walravina van Voorst, vrouwe van Doorwerth (blz. S. 19), (zie Ned. Leeuw 1953, kol. 134 e.v.).
Register op de Leenactenboeken van Het Kwartier van Arnhem. Oosterbeek, blz. 21:
Den Dorenweert met allen synen tobehoren, de Jonckfrouwenweert beneven Redinchem in den Rhijn, met anders den weerden, die in den Rhijn gelegen sijn, met den gerichte hoge ende lege, met thinsen ende thienden ende met visscheriën, dat is te verstaen tusschen der AA ende Redichem; met den mannen, die tot den Dorenweert gehoren; met den bossche dat daerto hoort, gelegen in den kerspel van Wolffhezen ende van Oosterbeeck, tot eenen welgeboren dienstmansgoede, te verhergewaden met eenen peerde, erkent bij Robert van Dorenweert, anno 1402; enz. enz.
Maria van Homoet erve harer olderen Reinolts ende Sophia van Bilant voornoemd, weduwe, laet haren gecoren momber Johan van Voorst eedt vernijen ende 't leen voort transporteren op hare suster Margriet van Homoet, weduwe van Johan van Voorst, die tot hulder set heuren soon Frederick van Voorst, beheitlicke Marien hare tucht an 200 goltgulden jaerlix. anno 1500;
Frederick van Voorst, erve sijner moder Margriet. 31 januarii 1522. Hier staet: tot eenen welgeboren dienstmansgoede tot sadelleensrechten, te verhergewaden met eenen peerde.
Idem tuchtigt sijn vrou Walraven van Haeften an eenen middelweert geheiten der Joffrenweert; noch an 15 golde Rhijnsche guldens sjaers uut eenen camp geheiten die Peperkoeck, 20 september 1532;
Johan van Voorst, onmundig. erve sijnes vaders Fredrix, beleent 7 januani 1535. Seger van Arnhem is hulder.
Idem, trouwende Maria van Wittenhorst, Johans heeren van der Horst en Josine van Wesen dochter, tuchtigt dieselve an 200 goltgulden ende set haer voor haren hilixpenningen naemlick 3000 Joachimsdaler. tonderpandt dat huys ende heerlicheit, 13 februarii 1545.
Idem crigt octroy van Keys. Maj. dat bij gebreck van soons dit leen op sijn dochter erven mag, anno 1545.
Marien van Wittenhorst ende Johan van Voorsts onmundige dochter crigt uutstel ten versucke hares bestevaders Johans van Wittenhorst, drost des lants van Kessel, 29 novembris 1548;
Walrave van Voorst, onmundige dochter Johans van Voorst, nadat haer bestevader erholden hadde octroy van Keys. Maj. dat haer die woorden “tot sadelleens rechten” nit preiudicieren solden, crigt noch een jaer uutstel, 19 aprilis 1554;
Eadem, verlooft sijnde an Jasper. soone des heeren van Afferden, crigt uutstel tot haren mundigen jaren toe, mitz daetlick betalende 50 gl. voort t’hergewaet. 5 januarii 1554;
Fredrick van Voorst Johans broder protesteert van etlicke mael geweygerde beleninge, erhelt dieselve aleen om gequalificeert te wesen sijn actie met leenrecht te vervolgen, 22 octobris 1557;
Walrave voornoemd laet haren man Daem Schelert van Obbendorp eedt vernyen, 14 maii 1558;
Fredrick van Voorst protestiert ibidem per cedulam;
Jan Schelart, erve sijner moder Walrave, onmundig, beleent 9 oktober 1581.
|